Wanneer iemand als gevolg van een ongeval of een medische fout komt te overlijden, dan kunnen nabestaanden hun schade op de aansprakelijke partij verhalen.
In de wet is bepaald wie schadevergoeding kan claimen en wat als schade kan worden gevorderd. Dit is bepaald in artikel 6:108 BW Burgerlijk Wetboek, Boek 6, artikel 108.
Hetgeen de wet omschrijft komt neer op de kosten van de begrafenis en de schade die ontstaat wanneer iemand niet meer door de overledene wordt onderhouden of verzorgd.
Kosten van de uitvaart:
De kosten van de begrafenis of crematie (de uitvaart) moeten worden vergoed. Indien er een uitvaartverzekering is gesloten kunnen de kosten die niet door deze verzekering worden vergoed meestal als schade worden gevorderd.
Derving van levensonderhoud:
Met een inkomen wordt voorzien in het levensonderhoud van het gezin. Als een inkomen door een overlijden wegvalt kan de aansprakelijke partij erop worden aangesproken dat de nabestaanden hetzelfde niveau van levensonderhoud moeten behouden als voor het ongeval. Iedereen die door het slachtoffer in zijn of haar onderhoud werd voorzien, komt hiervoor in aanmerking.
Schrik- of shockschade:
Het moet hier gaan om aantoonbare psychische schade die is ontstaan doordat een nabestaande bijvoorbeeld ooggetuige was van het ongeval. Schrik- of shockschade wordt slechts incidenteel uitgekeerd. Het Nederlands recht kent géén smartengeldvergoeding voor nabestaanden bij overlijden van een dierbare.